Thuiswerken kan leiden tot fysieke en mentale klachten.
Thuiswerken kan nadelen hebben voor de fysieke en mentale gezondheid. Fysieke gezondheidsrisico’s ontstaan bijvoorbeeld door minder bewegen en meer zitten, minder afwisseling van werkzaamheden en lichaamshouding/setting en verdere toename van schermwerk. Alleen werken kan er ook toe leiden dat iemand onvoldoende pauzes neemt, met gezondheidsschade als gevolg. Bij ziekte kan thuis de neiging bestaan om sneller weer aan het werk te gaan, waardoor iemand onvoldoende herstelt. De mentale belasting kan toenemen doordat het werk minder afwisselend wordt en door de afname van (informele) sociale contacten. In sectoren waar al enige ervaring bestaat met hybride werken (IT-sector, financiële sector, hoger onderwijs) is gebleken dat er een sterke splitsing kan ontstaan tussen taken die thuis uitgevoerd kunnen worden en taken waarvoor men op de werkplek aanwezig moet zijn. Volgens richtlijnen op het gebied van arbeid en gezondheid dient beeldschermwerken beperkt te blijven tot vier uur per dag. Deze richtlijnen zijn onderbouwd met onderzoek naar het ontstaan van klachten van nek, rug, armen, benen, mentale gezondheid, en mentaal functioneren. Bij hybride werken komen veel werknemers ruim boven dit aantal uren per dag uit, met name op momenten dat zij thuiswerken. Dat brengt dus waarschijnlijk gezondheidsrisico’s met zich mee.
In de eerdergenoemde sectoren waar al ervaring bestaat met hybride werken worden kantoordagen vaak intensiever, terwijl het thuis moeilijker wordt om werkzaamheden duidelijk af te grenzen en in te plannen. Op die dagen kan het immers gaan om taken als ontwikkeling, reflectie en research - taken die moeilijker in een tijdschema te plannen zijn. Mede daardoor bestaat bij hybride werken het risico van toegenomen werkdruk en langere werktijden. Er kan dus zowel sprake zijn van burn-out als van bore-out. Een verstoorde balans tussen werk en privé kan eveneens een bron van stress zijn.
Veel van de bovengenoemde aspecten van thuiswerken worden momenteel onderzocht in het kader van een bredere evaluatie van de COVID-19 pandemie en de genomen maatregelen. Deze kennis zal van grote waarde zijn bij het ontwikkelen van preventief beleid voor de komende jaren.